Invriezenen en diepgevroren opslaan
In uw koelapparaat kunt u diepvriesproducten bewaren en verse levensmiddelen zelf invriezen. Attentie! � Voor het invriezen van levensmiddelen dient de temperatuur in de vriesruimte �18 °C of lager te zijn. � Let op het op het typeplaatje aangegeven vriesvermogen. Het vries-vermogen is de maximale hoeveelheid verse waren die binnen 24 uur ingevroren kunnen worden. Als er gedurende meerdere dagen achter elkaar ingevroren wordt, neem dan slechts 2/3 tot 3/4 van de hoeveelheid aangegeven op het typeplaatje. De kwaliteit is beter, als de levensmiddelen snel tot in de kern bevriezen. � Warme levensmiddelen voor het invriezen laten afkoelen. De warmte leidt tot verhoogde ijsvorming en verhoogt het energieverbruik. � Bij het bewaren van kantenklare diepvriesproducten dient u zich beslist aan de door de fabrikant opgegeven bewaartijd te houden. � Eenmaal ontdooide levensmiddelen zonder verdere verwerking (bereiden tot panklare gerechten) in geen geval een tweede keer invriezen. � Containers met brandbare gassen of vloeistoffen kunnen lek raken door de inwerking van koude. Explosiegevaar! Leg geen containers met brandbare stoffen zoals bijv. spraybussen, aanstekers, navullingen van aanstekers etc. in het vriesapparaat. � Flessen en blikken mogen niet in de vriesruimte. Ze kunnen springen als de inhoud bevriest � bij koolzuurhoudende inhoud zelfs exploderen! Leg noit limonades, sappen, bier, wijn, champagne etc. in de vriesruimte. Uitzondering: sterke drank met een zeer hoog alcoholpercentage kan in de vriesruimte gelegd worden. � Alle levensmiddelen voor het invriezen luchtdicht verpakken, zodat ze niet uitdrogen, de smaak niet verloren gaat en de smaak niet op andere diepvriesproducten overgebracht wordt. Voorzichtig! Diepvriesartikelen niet met natte handen aanraken. De handen kunnen daaraan vast vriezen. De in te vriezen levensmiddelen in de vriesruimter van het apparaat plaatsen. Niet-bevroren artikelen mogen niet in aanraking komen met reeds bevroren waren omdat anders de bevroren artikelen kunnen ontdooien. Daardoor heeft u een beter overzicht, wordt het lang openen van de deur voorkomen en wordt stroom bespaard.
Elektrische aansluiting
Voor de elektrische aansluiting is een volgens de voorschriften geïnstalleerde beschermcontactdoos vereist. De contactdoos moet zodanig worden geïnstalleerd, dat de steker altijd uit de contactdoos kan worden getrokken. De elektrische zekering dient minstens 10 Ampère te zijn. Indien het stopcontact bij een ingebouwd apparaat niet meer toegan-kelijk is, dient een maatregel in de elektrische installatie er voor te zorgen dat het apparaat van de stroom kan worden afgesloten (bijv. zekering, beveiligingsschakelaar, aardlekschakelaar of dergelijke met een contactopeningsbreedte van minimaal 3 mm). � Voor ingebruikneming op het merk� en type�aanduidingsplaatje van het apparaat controleren of de netspanning en stroomsoort over-eenkomen met de waarden van het lichtnet op de plaats waar het apparaat komt te staan. Bijv.: AC 220 ... 240 V 50 Hz of 220 ... 240 V~ 50 Hz (d.w.z. 220 tot 240 Volt wisselstroom, 50 Hertz) Het typeplaatje bevindt zich links aan de binnenkant van het apparaat.
Voor ingebruikname
� Het interieur van het apparaat en alle accessoires schoonmaken voor het eerste gebruik (zie Hoofdstuk �Reiniging en Onderhoud�).
In gebruik nemen en temperatuurregeling
� U steekt de steker van de koelkast in een contactdoos met randaarde. Als u de koelkastdeur opent, wordt de binnenverlichting ingeschakeld. De draaiknop voor de temperatuukeuze bevindt zich rechts in de koelruimte. Stand �0� betekent: uit. Stand �1� betekent: hoogste binnentemperatuur, warmste instelling. Stand �6� betekent: laagste binnentemperatuur, koudste instelling. Bij het instellen van de juiste stand dient u er rekening mee te houden dat de temperatuur in het apparaat afhankelijk is van: - de kamertemperatuur; - de frequentie waarmee de deuren geopend worden;
29